Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [14]Ik heb wel gezegd: Gij zijt goden; en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten; 14. Alsof Hij zeide: Ik heb ulieden wel die eer gedaan dat Ik u goden genoemd heb, als die Ik gesteld heb om in mijnen naam het gericht te houden; maar, enz. Zie Ex.22:6, en Ex.22:9,28; Joh.10:34, en boven vs.1.